Kintyre

Misschien wat overhaast, maar we besloten weer eens een wintertrektocht in Schotland te maken. Natuurlijk hadden we dit vaker gedaan, maar nu overviel me toch de korte periode van daglicht in februari. In relatief korte tijd moet alles gebeuren, er moet een redelijk aantal kilometers gelopen worden, er moet een goede kampeerplek gezocht worden, tent opzetten hout verzamelen, vuur maken en eten koken. Een behoorlijke verkoudheid had bezit van mij genomen en F dwong mij min of meer op Schiphol al om Trachitol te kopen. Voor het eerst van mijn leven had ik nu keeltabletten bij me, tot mijn verbazing merkte ik later dat hij zelf ook zo’n verpakking bij zich had.

In Tarbert start de 160 km lange Kintyre way, die wij in zo’n 8 dagen willen lopen. Omdat er geen benzine voor het kooktoestel in het vliegtuig mee mag, kopen we dit meestal onderweg. In Tarbert is geen benzinestation. De dame van de out-door-shop, (er staan emmers op de plekken waar het lekt) die ik minstens 70 jaar schatte, beheerde tot voor kort ook het “petrol station”, maar een issue met de Bank of Scotland, had hier een abrupt einde aangemaakt, dat gold ook voor haar pensioen trouwens. Ze was erg behulpzaam en de regenbroek die ze mij verkocht ging precies twee dagen mee, daarna was hij aan flarden. Dit gold ook voor de gamaschen die ik bij Bol.com had gekocht Nu moet je bij een online boekwinkel natuurlijk geen zwerfspullen kopen. De coating was na een dag al stuk en daardoor waren ze niet meer waterdicht Overigens is dit bedrag €19.00 vergoed door de boekwinkel.

Een local fisherman, helpt F met benzine, in een bootje in de haven wordt wat benzine van de buitenboordmotor getapt, de helft gutst over de bodem van de boot, gelukkig heeft hij wel zijn sigaret uitgemaakt.

 We krijgen ook een zak met aanmaakblokjes aangereikt, en daar hebben we elke avond dankbaar gebruik van gemaakt.

De route is zo goed gemarkeerd dat ik nauwelijks op mijn GPS hoef te kijken, bovendien maken we wat varianten. Het hoost, dus vol goede moed gaan we op pad, het is tegen vieren dus veel zal er niet meer gelopen worden. We bewonderen even Tarbert Castle, een ruïne uit de 13e eeuw. We lopen over een brede track, waar ook auto’s kunnen rijden en stoppen in een bos. Het kost moeite om vuur te maken en ik lig daarom al vroeg in de tent. F houdt het nog even langer vol. Mijn slaapmatje gaat een bult vertonen die in de loop van de week erger wordt. Elke nacht heb ik minder ruimte beschikbaar.

De volgende dag is koud en nat met veel kilometers over een ‘dirt track’ waar met hout geladen vrachtwagens hun weg zoeken.

Skipness, het eerste plaatsje na Tarbert, het regent nog steeds, maar gelukkig is er een winkeltje open, een oude baas maakt koffie voor ons, waarschijnlijk in zijn eigen keukentje. Wij kopen nog wat bananen. Hoe kan het bestaan, zo’n krotje langs de weg? Achterstallig onderhoud, nauwelijks voorraden, een heel klein inpandig postkantoortje, een losing company’ zou je zo denken. Hopelijk vergis ik me. We volgen de b8001 en de b842 (asfalt) en eindelijk een mooi pad om te volgen. ’s Avonds kamperen we aan een somber meer, ik ben zo moe dat ik bibberend onderaan de bult van mijn slaapmat in mijn donzen slaapzak ga liggen en van F een maaltijd door de ritssluiting geschoven kreeg. Zo weet je weer wie je vrienden zijn.

We komen aan in Clachan, bij het “Clachan filling station” kopen we een vieze verpakte sandwich en een koffie We eten dit op, op de stoep voor het station. Een magere lange dame die daar ook wat boodschappen komt doen monstert ons even bij het naar binnen gaan, teruggekomen nodigt ze ons uit voor een koffie in Tayinloan, even verderop, even verderop zullen we die dag niet meer bereiken. Een wat oudere dame die ook boodschapjes komt doen, passeert mij op een halve meter maar groet mij niet.

De avond kamperen we in een bos, we scheppen water uit een grote plas voor de avondmaaltijd. Even verderop is een trailerpark. In het bos is het windstil en er is voldoende hout, een prima plek dus. F, die nog even naar de zee gaat kijken wordt na enkele minuten weer het bos ingeblazen. Ik ben behoorlijk verkouden, en mijn longen doen zeer van het hoesten, een paar paracetemolletjes helpen me door de nacht. We lopen de volgende dag wat geforceerd over een pad en langs het strand, de A83 loopt steeds vlak naast ons. In Taynloan, krijgen we geen koffie in het winkeltje waar een groot vierkant wijf staat, ‘we’re waiting for the stock to arrive’. Deze voorraad bestaat uit geprepareerde bekers, waarin in de bodem poeder zit, water erbij en klaar. Er staat een pot Nescafé (No es café) naast de heet water machine. Later heb ik spijt er niet om gevraagd te hebben. Ook wil zij ons geen bier verkopen omdat het te vroeg is. Muts!

Even later lopen we langs het rijtjeshuis van de gastvrije dame van het benzinestation, nr 34. Het is vroeg, dus we bellen niet aan, een buurvrouw gaat de groeten doen aan ’the German lady’.

Wat moet je toch in zo’n triest winderig dorpje?

Daarna worden we nog even langs de kust (dode dolfijn met een kapotte snuit) gestuurd en gaan dan oostwaarts en blijven kilometerslang een breed pad volgen. We hebben een mooie kampeerplek, helder licht en uitzicht op Goatfell, Arran. ’s Morgens is de rits van de tent bevroren en moet ik voorzichtig zijn met het kwetsbare materiaal. Eenmaal weer aan de kust lopen we door Carradale, een geweldig dorpje aan het water, dat de zon schijnt helpt hier natuurlijk ook. Daarna slingeren we weer het binnenland in en na een paar uur zijn we op de helft van de route. 50 mijl. De uitzichten zijn geweldig. We ontmoeten een stel met twee Frisian horses, de een zelf gehaald en de ander in een bevroren buisje laten opsturen, dat scheelt weer in de transportkosten moet je maar denken. En dan eindelijk Campletown. Eerst maar eens twee Guinnes, Campletown is een ‘big City’ met een prima Backpackers accommodatie, alleen jammer van de afzuigkap die we niet aan de gang kregen, vooral omdat F grote hoeveelheden spek en black pudding in brand ging steken. Maar eerst bezochten we de Springbank distillery, niet ons favoriete merk, een prima rondleiding maar wel een heel bescheiden dram aan het eind. Of ben ik nu te drammerig. In de bottelarij waar een 37 jaar oude Bhunnahabhain werd verpakt kon ik F er maar nauwelijks van weerhouden een flesje te confisqueren.

Paul McCartney heeft een boerderij vlak bij Campletown, nadat de Beatles uit elkaar gingen heeft hij daar een tijdje doorgebracht, samen men zijn vrouw Linda die in 1998 overleed aan de gevolgen van bortstkanker. Nu komt hij er nauwelijks nog. Hier schreef hij ook zijn bekende zeiknummer over dit schiereiland.

Later in de week ontstond er enige ongerustheid bij F, aangaande het aantal units alcohol dat een volwassen man mag nuttigen, dit zijn er 14 per week, dat haal ik nooit dacht hij, gelukkig bleek de angst ongegrond. Een Guinness bevat al 2,5 units, dus wij hadden in een uurtje al een derde van ons week-doel gehaald. De meegenomen whisky tel ik nog even niet omdat we die in het donker drinken en dan gelden er weer andere regels geloof ik.

 Op pad maar weer nu langs de Oostkust naar het zuiden. Ook hier lopen we relatief lang over een smalle asfaltweg, maar het uitzicht is prachtig en het weer prima. We zien Davaar Isle, dat bij eb bereikbaar is. Maar ook Ailsa Craig, waar de beste curling stenen vandaan komen. Pas na een aantal uren komen we bij een afslag naar zee, Polliwilline, lege stranden met verlaten stacaravans, we kamperen vrijwel op het strand en krijgen ’s avonds bezoek van een boer, die ons vol genoegen vertelde dat ze wel een oude caravan naar het strand slepen om die vervolgens in de fik te steken, om de feestvreugde te verhogen worden er dan busjes aanstekerbenzine in de vlammen gegooid, wij zagen de restanten voor onze voeten, zelfs een half-verbrand flat-screen lag nog in het zand, hij verzekerde dat alles zou worden opgeruimd en als schroot verkocht zou worden. Verder was hij wel zo aardig om ons een leegstaande caravan aan te bieden. Wij keken wel uit natuurlijk.

 s, Nachts wordt er een worst van 250 gram uit de voortent gestolen door een of ander brutaal roofdiertje. We hebben nog twee dagen voor de boeg, en na nog een paar kilometer langs de kust gelopen te hebben, (Op advies van de brandstichter) komen we weer op de weg uit, richting South end, dat iets van de zee af ligt. We zien een enorm wit gebouw, een graansilo, een fabriekshal? Het is een dissonant in het landschap dat uiteindelijk een verlaten hotel blijkt te zijn. Een lelijk ding op een onmogelijke plek. (Keil Hotel ruin) geeft mijn kaartsoftware aan. Maar we zien gelukkig ook St Columbas foodsteps in de rots uitgehouwen. Haha allemaal nep natuurlijk maar wel leuk om te zien. Uiteindelijk gaan we nog steeds over asfalt weer het binnenland in, na een paar droge dagen begint het te regenen, we lunchen in een open schuur, waar een verregende, smerige hond ons na een tijdje komt begroeten, de lucht van de sardines heeft hem waarschijnlijk alert gemaakt. Na een steile klim tot 350m zijn we weer in een leeg landschap, we lopen door tot aan een bomenrand, maar daar ligt te veel schapenstront, even verder vinden we een perfect plek onder een grote boom. We zitten, volkomen droog en uit de wind. Hout is er genoeg.

’s Morgens krijgt F een zweepslag in zijn kuit, hij kan lopen, maar valt een keer waardoor ook zijn nek nu zeer doet, gelukkig heeft hij Ibuprofen zalf bij zich en zo hobbelt hij voort. Een paar nachten terug had ik zo’n last van mijn spieren in mijn rug door het hoesten, dat mij ook in de tent de tube werd aangereikt, ik wierp deze na enkele seconden van me af, omdat ik mijn rug niet kon insmeren en het dus maar zo liet, F die dit opmerkte nam daar geen genoegen mee en smeerde mijn rug in. We lopen nu door een leeg landschap met prachtige uitzichten over zee, een verlaten strand en wilde geiten, er volgt een lange tocht door de modder, (amfibievoertuigjes ploegen de boel om) en komen bij het eindpunt. Er staat een kist op een paal met het Kintyre logboek erin. Ik schrijf dat we een prima tocht hadden. Maar liever wat minder gravel en asfalt zou hebben gezien. Zo, los dat maar eens op. Het verlangde biertje in Machrihanish gaat niet door, wegens een sterfgeval in het hotel. “One of our stafmembers died” We nemen de bus naar Campletown, waar we ons weer concentreren op de units. De volgende dag gaan we terug naar huis, onderweg heb ik alweer allerlei plannen voor een volgende tocht.